top of page
Foto van schrijverSimone Dirven

De ladder met crediteuren in faillissement

Ons kantoor behandelt regelmatig vanuit de rol van curator faillissementen. Voor een crediteur is een faillissement nooit fijn en soms ook een kleine ramp. De veelal gestelde vraag is: welke positie heb ik met mijn vordering?


Juridisch speelt dan de vraag van de rangorde van crediteuren. De curator maakt vanuit zijn wettelijke taak zoveel mogelijk activa liquide tegen een maximale opbrengst, om die opbrengst vervolgens via een de wettelijke rangorde te verdelen onder alle crediteuren. Een onderwerp dat niet in een blog volledig is te behandelen. Daarom een uiteenzetting in vogelvlucht.


De hoogste rang wordt ingenomen door de faillissementskosten: de kosten die gemaakt worden om het faillissement te behandelen en om voornoemde opbrengst te genereren. Daar vallen onder andere de kosten van de curator onder. Maar ook bijvoorbeeld de taxatiekosten van activa. Daarna komen de andere boedelkosten/-schulden aan de orde, waarbinnen eerst de preferente boedelkosten aan de beurt zijn en daarna de concurrente boedelkosten. Een voorbeeld van preferente boedelkosten is de loondoorbetalingsverplichting die het UWV op zich neemt over de opzegtermijn van de arbeidsovereenkomsten. De huurpenningen over de opzegtermijn van een huurovereenkomst staan een trapje lager en vormen een concurrente boedelschuld.


Hierna volgen de preferente schulden waarvan de belastingschulden de bekendste zijn. De rij wordt afgesloten met de concurrente schuldeisers. Deze groep bestaat in de praktijk grotendeels uit de handelscrediteuren. Zij vormen qua omvang/hoogte doorgaans de grootste groep, dit terwijl hun positie in de rangorde dus het laagste is. Een uitkering aan de concurrente crediteuren is helaas vaker uitzondering dan regel. Met het bericht dat er geen uitkering aan concurrente crediteuren plaatsvindt, kunnen deze crediteuren nog alleen de reeds afgedragen BTW terugvorderen.


U zult wellicht denken, ik mis de positie van de bank? Dat klopt. De bank met zekerheden in de vorm van pand- en hypotheekrecht kan acteren alsof er geen faillissement is. Zij kan buiten het faillissement om haar zekerheden uitwinnen en zich verhalen op de opbrengst. Doordat een bank vaak bijna terzake alle activa beschikt over een pand- of hypotheekrecht (en ik weet dat uit mijn vorige werkleven) is haar positie sterk. Trekt de bank dus altijd haar eigen plan? Nee, in de regel trekt de bank met de curator op om samen opbrengstmaximalisatie te creëren door bijvoorbeeld de activa te verkopen aan een partij die de onderneming wil doorstarten.


Is bovenstaande verdeling nu eerlijk? Daar wordt vaak over gediscussieerd. De curator moet een redelijke vergoeding ontvangen voor zijn werk. De rechtbank kijkt mee in de uren die hij of zij besteedt. En niet in alle faillissementen is er voldoende geld aanwezig voor deze vergoeding. That’s all-in the game. Er zijn ook geluiden die vragen om een andere verdeling waarbij ten koste van de pand/hypotheekhouder een deel van de opbrengst naar de andere schuldeisers gaat. De vraag is of dit weer ten gunste komt van de kredietverlening (duurdere tarieven) en zo gaat de discussie verder. Voor nu moeten we het doen met de rangorde die de Wet bepaalt.


De sterke positie van pand/hypotheekhouder is overigens niet alleen voor een bank weggelegd. Ook andere financiers kunnen als bijvoorbeeld een bank ontbreekt hierover de beschikking krijgen (denk aan crowdfundingplatform). Ook hier staan wij partijen in bij en denken wij graag mee over die positie. Harold Simonis

296 weergaven

Комментарии


bottom of page