‘Brillenzaak Oosterhout zet beelden diefstal op Facebook’, kopte Omroep Brabant gisteren. De brillenzaak heeft op haar Facebookpagina een filmpje gezet van een man die een aantal zonnebrillen heeft gestolen volgens de brillenzaak. Het bedrijf roept de man op om zich alsnog te melden en het Facebookbericht zoveel mogelijk te delen. De reacties en likes bij het bericht suggereren dat in ieder geval een aantal mensen het met de brillenzaak eens is. Maar mag het bedrijf dit wel doen, zowel vanuit juridisch als ethisch oogpunt? Het voorval staat niet op zichzelf. Het gebeurt vaker dat films of foto’s waarop een vermeende diefstal of mishandeling te zien is via social media worden gedeeld. Een bekend voorbeeld is die van de Eindhovense kopschoppers. Door de media-aandacht worden verdachten aan de digitale schandpaal genageld. En dat terwijl het nog verdachten zijn, geen veroordeelde daders. In Nederland ben je immers pas een dader als de rechter je heeft veroordeeld.
De discussie rondom de vraag of een foto of film van verdachten op social media mag worden gezet gewenst of toelaatbaar is, is ook niet nieuw. Zo besteedde de politie Helmond in 2013 ook aandacht aan het onderwerp. De reacties op het Facebookbericht zijn niet mals. Er werd gesuggereerd dat verdachten helemaal geen privacy hebben.
En toch is dat niet waar. De bescherming van onze persoonlijke levenssfeer is een grondrecht. Verdachten hebben dus ook recht op privacy. Ik snap de discussie heel goed en ik kan me ook goed voorstellen waarom een bedrijf ervoor kiest om de beelden wel online te zetten. En de reacties onder zo’n bericht kan ik meestal wel begrijpen. Toch is het vanuit juridisch oogpunt niet verstandig om de beelden online te zetten.
Op de eerste plaats omdat het een schending oplevert van artikel 16 van de Wet bescherming persoonsgegevens. Strafrechtelijke gegevens zijn namelijk gevoelige persoonsgegevens en die mogen niet snel worden gebruikt. Daarnaast heeft de verdachte ook een portretrecht dat gerespecteerd moet worden. Verdachten hebben een belang bij het terugkeren naar de samenleving. De online beelden kunnen verdachten blijven achtervolgen en dat is niet in overeenstemming met het principe van resocialisatie. Te meer omdat veelal online wordt gedaan alsof verdachten daders zijn. Op het moment dat ze worden vrijgesproken, kan dit beeld hen blijven achtervolgen.
Daarnaast kan de media-aandacht ook nog een (ongewenst) gevolg hebben in de strafzaak. In verschillende zaken hebben rechters namelijk in het bepalen van de uiteindelijke strafmaat rekening gehouden met de media aandacht die er voor de zaak is geweest of de foto’s/films van verdachten die op social media werden gedeeld. Een bekend voorbeeld is de zaak van Benno L. Het gerechtshof veroordeelde L. in 2011 tot zes jaar gevangenisstraf en hield hierbij rekening met de grote publiciteit die er voor de zaak was geweest.
Ook in de Eindhovense kopschoppers-zaak die ik eerder noemde, werd hier rekening mee gehouden. In die zaak had justitie zelf bewegend beeld openbaar gemaakt. Dit werd vervolgens via social mediakanalen massaal opgepikt. Het gerechtshof zag het openbaar maken en delen van de beelden als een ‘verzachtende omstandigheid’ en hield hiermee in het voordeel van de verdachten rekening. Volgens het hof was door het uitzenden van de beelden inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachten.
Hoewel het opsporingswerk bij de politie hoort, zien we wel dat hierin een verschuiving plaatsvindt naar een steeds actievere samenleving. De wetgever heeft dit ook onderkend met een wetsvoorstel camerabeelden waarin het onder omstandigheden mogelijk zou worden om camerabeelden wel online te zetten. Zover is het nog niet. Al met al moet een bedrijf dus altijd voorzichtig zijn met het delen van foto’s of films online. Juridisch gezien zitten er wat haken en ogen aan.
コメント