Samenwerkingen tussen aandeelhouders worden met de beste intenties aangegaan maar desondanks stranden ze met enige regelmaat. In die gevallen is een goede geschillenregeling onontbeerlijk. Zo ook in de uitspraak van de Ondernemingskamer van 9 oktober 2019.
De kwestie die aan de Ondernemingskamer was voorgelegd betrof een familiebedrijf van vier generaties oud. Vier broers houden elk een kwart van de aandelen in de Holding. Eén van de broers stuurt een dochtermaatschappij aan die goed is voor 2/3 van de winst van de groep. Niet verwonderlijk dat deze broer niet tevreden is over de gang van zaken en biedt zijn aandelen in de Holding te koop aan in ruil voor de door hem bestuurde dochter. Vervolgens wordt er onderhandeld maar de vraag is of er overeenstemming is bereikt. Die vraag wordt ter beantwoording aan de Ondernemingskamer voorgelegd. Voor het geval tot het oordeel gekomen zou worden dat er geen sprake is van overeenstemming vraagt de broer zijn andere broers te verplichten zijn aandelen in de Holding over te nemen. Hij wil tenslotte niet meer met zijn broers ondernemen. Hij verzoekt de Ondernemingskamer om te mogen uittreden. Dit in tegenstelling tot de vordering tot uitstoting waarbij de drie broers verzocht zouden hebben om hun broer als als aandeelhouder uit te stoten en hem dus te verplichten zijn aandelen aan hen te verkopen.
In lagere rechtspraak is in verschillende uitspraken een hogere norm voor uittreding gehanteerd dan die de wet en de wetsgeschiedenis stelt. Dat geldt ook voor uitstoting. Dit leidt tot gevallen dat partijen gedwongen in een zakelijk huwelijk gevangen blijven terwijl de liefde reeds lang bekoeld is. Hierom is er het wetsvoorstel Wetsaanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure in voorbereiding.
In de uitspraak van de Ondernemingskamer wordt ingegaan op de eisen die in de lagere rechtspraak aan een uittreding worden gesteld zoals “bijkomende zwaarwegende omstandigheden ”of “serieuze eisen die aan het gewicht van bijzondere bijkomende omstandigheden worden gesteld”. Volgens de Ondernemingskamer zijn deze eisen niet aan de orde en verwijst daarbij naar het voorontwerp van de wet. De norm die voor uittreding geldt is dat een aandeelhouder uittreding kan vorderen van een of meerdere aandeelhouders die zich zodanig in strijd gedragen met hetgeen door de redelijkheid en billijkheid wordt gevorderd dat het voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem gevergd kan worden.
Voor de toewijzing van de vordering van de uittreding is niet vereist dat er sprake is van “clean hands” van de verzoeker. Beide partijen kunnen schuld hebben aan de ontstane situatie. Het zal er om gaan wie van de partijen de situatie in overwegende mate te verwijten valt.
De wet die tot aanpassing van de geschillenregeling moet leiden is nog niet van kracht. Tot die tijd wordt het risico gelopen dat onterecht de zwaardere norm gehanteerd wordt. U heeft het echter in eigen hand om de norm voor zowel uitreding als uitstoting zelf te bepalen. Een eigen regeling in de statuten van de vennootschap waarin u met anderen aandeelhouder bent, heeft namelijk voorrang boven de wettelijke regeling. Zo bepaalt u dus zelf in welke gevallen iemand gedwongen kan worden zijn aandelen over te dragen (uitstoting) en wanneer de anderen uw aandelen gedwongen moeten overnemen (uittreding).
Kessels Advocaten heeft een statutaire geschillenregeling ontwikkeld die een reële norm stelt voor uittreding en uitstoting. Wij onderzoeken graag of die voor uw situatie toepasbaar is.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact met ons op!
Advocaat Ondernemingsrecht
Comments