- Elzemieke Schouten
Wie draait er op voor de kosten van (verplichte) scholing?
Bijgewerkt op: 3 mrt.

Ik schreef eerder over de Europese Arbeidsvoorwaardenrichtlijn en de wetswijziging op het vlak van het verbod op nevenwerkzaamheden. Een andere wijziging ziet op scholingskosten en de beperktere mogelijkheid om deze kosten op de werknemer te verhalen. Zie hieronder voor 2 recente uitspraken over dit onderwerp.
Wat zegt de wet
In de wet is geregeld dat de werknemer door zijn werkgever in staat moet worden gesteld scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie en, voor zover dat redelijkerwijs van de werkgever kan worden verlangd, voor het voortzetten van de arbeidsovereenkomst indien de functie van de werknemer komt te vervallen of hij niet langer in staat is deze te vervullen.
Rust er op de werkgever - op basis van het Unierecht, een nationale wet, een cao - de verplichting om aan de werknemer scholing te verstrekken die nodig is om het werk uit te kunnen voeren waarvoor de werknemer is aangenomen, dan moet de scholing kosteloos worden verstrekt (artikel 7: 611a BW).
Wat is verplichte scholing?
Niet elke scholing moet dus worden vergoed, maar bijvoorbeeld wel scholing om de voortzetting van de arbeidsovereenkomst mogelijk te maken bij verval van de functie van werknemer. Indien de huidige functie van een werknemer vervalt, dient de werknemer in staat te worden gesteld om scholing te doorlopen voor een andere passende functie (artikel 7:669 lid 1 BW). Tevens kan worden gedacht aan scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van werknemer. Scholing die bijvoorbeeld nodig is omdat de werknemer disfunctioneert.
Niet bepalend is of de werknemer bepaalde scholing moet volgen om bepaalde kwalificaties te behouden, maar of de werkgever de verplichting heeft de werknemer bepaalde scholing te laten volgen. Studiekosten die bijvoorbeeld wel bijdragen aan de inzetbaarheid van de werknemer en mogelijk ook nodig zijn voor een volgende functie, zullen niet altijd noodzakelijk zijn voor uitoefening van de functie.
Er is een lijst van gereglementeerde beroepen. De werkgever is niet verplicht de studiekosten behorende bij de in de lijst genoemde beroepen te betalen (zie de bijlage bij de Regeling vaststelling lijst gereglementeerde beroepen).
Studiekostenbeding
Een studiekostenbeding dat de kosten van verplichte scholing verrekent met het loon van de werknemer of dat voorziet in een terugbetalingsregeling is nietig. Dat geldt ook voor afspraken die al voor 1-8-2022 zijn gemaakt. Voor andere scholingskosten kan nog wel een studiekostenbeding worden overeengekomen. Daarvoor blijven de al bestaande vereisten en criteria gelden.
Scholing = arbeidstijd
De tijd die besteed wordt aan verplichte scholing, moet beschouwd worden als arbeidstijd. Indien mogelijk moet de scholing daarnaast plaatsvinden op tijdstippen waarop de arbeid normaliter verricht moet worden. Verplichte scholing wordt dus niet alleen als arbeidstijd beschouwd maar moet ook – indien mogelijk – plaatsvinden tijdens te tijdstippen waarop de arbeid moet worden verricht.
2 recente uitspraken over scholingskosten
In een eerste uitspraak over dit onderwerp oordeelt de kantonrechter dat de werknemer de kosten van de opleiding tot bedrijfsarts aan werkgever moet terugbetalen omdat sprake is van een gereglementeerd beroep. Deze opleiding valt dus niet onder verplichte scholing zoals bedoeld in artikel 7:611a lid 2 BW. Het studiekostenbeding is om die reden niet nietig en de werknemer moet een groot deel van de studiekosten terugbetalen. https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOVE:2023:336
In een andere zaak stelde de werknemer zich op het standpunt dat scholing noodzakelijk was voor zijn toekomstige functie als registeraccountant. De werknemer was op dat moment werkzaam in een andere functie maar stelde dat was afgesproken dat hij in de toekomst registeraccountant zou worden.
Naast een verbod op nevenwerkzaamheden was er in de arbeidsovereenkomst een studiekostenbeding opgenomen dat o.a. zag op de kosten van de studie tot registeraccountant. Bij een uitdiensttreding moest de werknemer op basis van dat beding de studiekosten terugbetalen aan de werkgever.
Ook in deze zaak oordeelde de kantonrechter dat het studiekostenbeding rechtsgeldig was en dat geen sprake was van noodzakelijke opleiding/scholing in de zin van artikel 7:611a lid 2 BW. De afspraak dat de werknemer uiteindelijk de functie van registeraccountant zou krijgen kon niet worden bewezen, zodat betreffende opleiding niet noodzakelijk was voor de uitoefening van de (huidige) functie van werknemer. https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2022:5560
Het is niet in alle gevallen makkelijk om te bepalen of een bepaalde scholing zich wel of niet kan kwalificeren als verplichte scholing. Daarnaast dient een studiekostenbeding te voldoen aan verschillende vereisten.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact met ons op!
Elzemieke Schouten
Advocaat Arbeidsrecht, Contractenrecht en Mediator